dinsdag 6 december 2011

Epigrammen van de Engelse dichter John Donne bevatten veel wijsheid

Niobe
BY children's births, and death, I am become
So dry, that I am now my own sad tomb.

A Lame Beggar
I AM unable, yonder beggar cries,
To stand, or move; if he say true, he lies.

A Licentious Person
THY sins and hairs may no man equal call,
For, as thy sins increase, thy hairs do fall.

Antiquary
IF in his study he hath so much care
To hang all old strange things, let his wife beware.

An Obscure Writer
PHILO, with twelve years' study, hath been griev'd
To be understood; when will he be believ'd?

__________
Afbeelding: Portret van een jonge man van Albrecht Dürer siert het voorplat van de band met Poems van John Donne, waarin opgenomen de Epigrams.

maandag 28 november 2011

Overdenkenswaardigs van Johann Peter Hebel uit Mancherlei Gute Lehren

Standbeeld voor de dichter, door
Wilhelm Gerstel (1879-1963) in
het Hebelpark te Lörrach.
Nu we gedurende tien dagen ─ deze week vijf avonden en de volgende week eveneens van maandag tot en met vrijdag ─, in het vaste programma-onderdeel van de Duitse regionale radiozender NDR Kultur, in totaal tien verhalen van Johann Peter Hebel voorgelezen krijgen, is het wellicht ook aardig om daarnaast enkele van de negentien andere teksten van dezelfde auteur te publiceren, die hij als Mancherlei Gute Lehren in zijn oeuvre heeft opgenomen.
Die titel kun je zien als een alternatief voor Wijze Woorden, al zijn deze iets langer dan we hier als gebruikelijk opnemen.

Nummer 16 van die negentien Lehren luidt:
"Man muß mit den Wölfen heulen. Daß heißt: Wenn man zu unvernbünftigen Leuten kommt, muß man auch unvernünftig tun wie sie. Merke: Nein! Sondern erstlich, du sollst dich nicht unter die Wölfe mischen, sondern ihnen aus dem Weg gehen. Zweitens, wenn du ihnen nicht entweichen kannst, so sollst du sagen: "Ich bin ein Mensch und kein Wolf. Ich kann nicht so schön heulen wie ihr." Drittens: Wenn du meinst es sei nimmer anders von ihnen loszukommen, so will dir der Hausfreund erlauben, ein- oder zweimal mitzubellen, aber du sollst nicht mit ihnen beißen und anderer Leute Schafe fressen. Sonst kommt zuletzt der Schäfer, und du wirst mit ihnen erschossen.

Nummer 17:

Alles geht leichter wenn man einen Gehilfen hat. Aber eine Heimlichkeit verschweigen kann man besser allein als selbander.

Nummer 18:
Der Mensch ist an drei Proben zu erkennen. Erstlich: Erzürne ihn. Zweitens: Berausche ihn. Drittens: Teile mit ihm ein Erbe. Wenn er in der letzten Probe nicht mankiert, so ist er probat.

Nummer 19 (de laatste uit de reeks):
Worin besteht der Unterschied zwischen einem ehrlichen Mann und einem unehrlichen? Antwort: Der ehrliche Mann findet nichts eher als bis es der Eigentümer verloren hat. Im anderen Fall verliert es Eigentümer erst, wenn es der Unehrliche findet. Item: der Ehrliche gibt es dem Eigentümer zurück, wenn er kann. Der Unehrliche findet noch mehr dazu wenn er kann.

zondag 27 november 2011

Guido Gezelle: Vlaamsche spreuken uit de Duikalmanak

Ieder stuivertje brengt zijn gierigheid mede.


De lange weg maakt den moeden knecht.


Het vat geeft uit wat het in heeft.


Geen armer dier dan een hond zonder vlooien.


Het is beter een valsch herbergier
drinkt zelf zijn oneerlijk bier.


't Is gelijk van waar het komt, als 't betaald is.


De nagel heeft het zo kwaad als het gat.


Als de muize in den meelzak is,
meent ze dat ze zelf de meulenare is.


Duivelsbrood groeit in eenen nacht.


Men scheert geen ei, waarom?
't Er groeit geen haarken op.
Foto van Guido Gezelle, op basis van een
veel oudere fotografie uit de 19de eeuw.


Rijkmans ziekte en ammans gebraad
loopen gauw op straat.



Alle dingen hebben twee handhaven,
uitgenomeneen pastoroshond en een koekepanne;
de een heeft er die en de andere maar één.


Hoveerdig ras der menschelingen,
wie zal in u 't bekennen dwingen,
dat al hetgeen gij zijt in schijn,
toch niets en is als kleene zijn.



Leven is maar leed en lijden,

of het nog zoo zalig waar',
Somtijds met een uur verblijden
somtijds met geen één voorwaar.



Het herte lacht niet iederen keer dat de mond lacht.


__________
Meer bijdragen op enkele van onze zustersites, in verband met het feit dat deze grootheid der Vlaamse dichters, in de tweede helft van de negentiende eeuw, op 27 november, in het jaar 1899 is overleden.
Zie: Artikel van heden op Tempel der Letteren. Tevens verwijzen we naar een andere zustersite, die van het fin de siècle, omdat ook daarop vandaag een bijdrage is opgenomen over deze dichter. En op onze zustersite Tempel der Dichtkunst hebben we heden drie van de vele Kleengedichtjes van Gezelle opgenomen.

zondag 23 oktober 2011

Diepzinnige, doch voor de hand liggende gedachten, kort en krachtig, van Groninger Boekito


Om te denken dat je God voor de gek kunt houden, moet je eerst in Hem geloven.

Evenwel is een woord dat nooit aan het begin van een zin staat.
__________
Occupy-beweging
Politici organiseren de maatschappij zodanig dat deze een vijver wordt. Deze kan dan door een kleine groep mensen leeggevist worden. Het overgrote deel heeft het nakijken. Dit heet het vrije spel der maatschappelijke krachten. Liberalisme ─ ook wel salon/Calon-socialisme genaamd.
Als dank krijgen de politici wat brokken toegeworpen. Het zijn jokkebrokken, natuurlijk.

__________

Van de Groninger Boekito kunt u ook gedichten, soms dubbelzinnig van inhoud, raadplegen op onze zustersite Cultuurtempel. In het artikel onder deze link vindt u verdere links naar andere bijdragen, eveneens op die site en op weer andere. Prachtig gewoon!
Zie tevens eerdere aforismen van dezelfde auteur, geplaatst in november 2010 op deze site.


dinsdag 11 oktober 2011

Twaalf voor de hand liggende en diepzinnige gedachten van Louis-Philippe Comte de Ségur



Louis-Philippe, comte
 de Ségur (1753-1830).
Le génie fonde les empires; l'esprit public les conserve; l'égoïsme les détruit.


Les empires tombent comme les hommes, parcequíls veulent aller trop loin et trop vite.


La vertu publique est le seul esprit de vie des états.


La véritable esprit dúne république vertueuse est l'esprit de famille; il adocit le joug, et rend toutes chaînes légères.


Cést le comble du délire de croire quíl est aussi facile de faire des républicains que des projets de république.


L'âge mûr doit proposer les lois; la vieillesse doit les sanctionner; la jeunesse doit les défendre et les exécuter.


Titelpagina van het boek in
kwestie, uitgegeven in 1823.
Les lois tyranniques sèment la haine et recueillent la révolte.


Les lois ne peuvent rien contre les opinions.


Quand l'histoire encense la vanité des despotes, elle est complice de la tyrannie.


La raison écrit l'histoire, et la passion ne compose que des romans politiques.


Se venger de l'injustice de son pays, cést la justifier.


Le pays le plus heureux est celui où l'on sent le moins l'action d'un gouvernement.
__________
Uit: Louis-Philippe, comte de Ségur (1753-1830):
Pensées, maximes et réflexions ─ extraits de ses ouvrages.
1823, Paris, Alexis Eymery, libraire.
__________
Zie tevens onze selectie uit hetzelfde boekje, eerder opgenomen op deze site in maart 2010.

zaterdag 20 augustus 2011

Australisch filosoof Peter Singer in Lichtpunt over armoede, euthanasie en dierenrechten

Via België Eén
In het televisieprogramma Lichtpunt dat op zondag 21 augustus tussen 21:25 uur en 12:10 uur via de zender België Eén wordt gepresenteerd, is deze keer een gesprek te zien met de Australische filosoof Peter Singer (geboren 1946) over euthanasie, dierenrechten en armoede: een aardige scala aan hedendaagse thema's, die weliswaar steeds meer mensen aangaan en bezighouden, hetgeen een goede zaak is, maar of dat er tijdig voldoende qua aantal ─ en de daaruit voortvloeiende invloed ─ zullen zijn, staat vooralsnog te bezien.

Hoogleraar aan Princeton
Peter Singer is bio-ethicus en in dat vakgebied hoogleraar aan de Amerikaanse Princeton University. Hij is gespecialiseerd in toegepaste ethiek en heeft de reputatie uit te gaan van het principe van het voorkeurs-utilitarisme en op basis van het atheïsme.

zondag 3 juli 2011

Wijze woorden binnen een discussie van vijf: Terug naar de zwarte jaren dertig

In de nieuwe serie Het Filosofisch Kwintet van de Humanistische Omroep, uit te zenden op Nederland 1, bieden journaliste Clairy Polak en filosoof Ad Verbrugge op zondag 3 juli aan drie gasten de gelegenheid mee te discussiëren en mee te filosoferen over een actueel onderwerp dat deze keer als titel meegekregen heeft Terug naar de zwarte jaren dertig. Aangezien die periode in het land van onze directe oosterburen wel heel erg bruin getint was, zijn we benieuwd hoe zeer deze kleur gaat meespelen in het uitwisselen van gedachten door de vijf deelnemers, elk vanuit een eigen perspectief.
De actuele discussie wordt gevoerd tussen 12:10 uur en 13:10 uur op bovengenoemde televisiezender. 
__________
Naschrift 12:10 uur: Clairy Polak meldde voorafgaande aan het NOS Journaal van 12:00 uur deze ochtend dat het thema van de dag bestond in de vraag of een uitspraak van een overkoepelend gerechtshof meer belang had dan van een rechtscollege in het land waar de problematiek werd behandeld.
Wellicht dat het zwarte gat met bruine randen van de jaren dertig nog aan de orde komt in een latere uitzending.

zondag 26 juni 2011

Vijf wijsgerige lieden, zondag bijeen in Het Filosofisch Kwintet op Nederland 1

De Humanistische Omroep toont, via de televisiezender Nederland 1, op zondag 26 juni ─ tussen 12:10 uur en 13:10 uur ─ voor de tweede keer een aflevering van het programma Het Filosofisch Kwintet. Dat wordt in de tv-komkommertijd ─ meestentijds gekwalificeerd als zomerreces ─ uitgezonden in plaats van het gebruikelijke zondagse programma Buitenhof.
Filosoof Ad Verbrugge (geboren 1967) en journaliste Clairy Polak (geboren 1956) nodigen voor elke zondag in die periode drie gasten uit om gezamenlijk, vanuit een filosofisch perspectief, de kwaliteit van de rechtsstaat te onderzoeken.
De formule lijkt, mutatis mutandis, op Das Philosophische Quartett, dat eens per maand door het tweede publieke Duitse televisienet wordt uitgezonden, met uitzondering van de zomermaanden, en waarin Peter Sloterdijk en Rüdiger Safranski met twee gasten spreken over een actueel thema, eveneens bezien vanuit een wijsgerige invalshoek.


donderdag 28 april 2011

Wijze Woorden van de Oostenrijkse schrijver Johann Nestroy (1)

Johann Nepomuk Nestroy in 1834, geschilderd
door Franz Schrotzberg (1811-1889).

Ich hätt' sollen gar nicht in d'Wirklichkeit kommen; solang ich noch ein Traum meines Vaters, eine Idee meiner Mutter war, da kann ich recht eine charmante Idee gewesen sein; aber so viele herrliche Ideen haben das, wenn s'ins Leben treten, wachsen sie sich miserabel aus.


 Ich habe zu viel Erwachsene kennen gelernt, die der Nachsicht bedürfen, als dass ich je mehr gegen die Kinder streng sein könnte. Den Kindern geschieht ohnedem viel Unrecht. Ist das nicht schon Unrecht genug, dass man sie für glicklich hält? Und sie sind es so wenig wie wir, sie haben in ihren Kinderseelen alle Affekte, eine Sehnsucht die sie mit Täuschungen, eine Eitelkeit die sie mit Kränkungen, eine Phantasie, die sie mit Wauwaubildern quält, und dabei haben sie nicht die Stütze der Vernunft, die uns wenigstens zu Gebot steht wenn wir sie auch nicht gebrauchen. Wir finden ihre Leiden klein, ohne zu bedenken, wie kleinlich wir oft in unseren Leiden sind. Wir finden das kindisch, wenn das Kind sich kränkt über einen hinuntergefallenen Apfel, und wie viele Erwachsene sind oft in Verzweiflung über ein gefallenes Papier.


Viel lernen und nachher viel wissen, das ist keine Kunst, ich habe nichts gelernt und weiss doch eine Menge, da kann man von Kunst reden.

Was die Leute denken werden? Gewiss nicht viel, schon deswegen, weil die denkenden Leute die wenigsten sind.

Man soll die Verirrungen des Geistes nicht für ein Bedürfnis des Herzens halten.

Die meisten verdienen den Namen Liebhaber desstwegen, wei; s'ausser der Lieb gar nix haben.

Die Ehen werden im Himmel geschlossen. [. . .] darum erfordert dieser Stand auch meistens eine überirdische Geduld.

Verdoppeln lässt sich das Glück nur wenn man es teilt.

Wenn die Dummheit in der Regel mehr Glück als die Weisheit hat, so ist es eigentlich schon eine halbe Dummheit, wen man nach Weisheit trachtet. Und wie oft hat der  Gescheite Momente, wo er sich wünscht, recht dumm zu sein; der Dumme hingegen wünscht sich nie,  gescheit zu sein; er glaubt es ohnedem, dass er es ist, und in dieser Leichtfedrtigkeit liegt schon eine Art Glückseligkeit, währenddem das Vielwissen zu gar nix ist, als dass es einem Kopfweh macht.

Glücklich sein ist bei weitem nicht das, als aufhören unglücklich zu sein.

__________
Johann Nepomuk Nestroy (1801-1862)
Oostenrijks zanger, acteur, tonelist in de Biedermeier-periode.

vrijdag 1 april 2011

Grote diversiteit aan opvattingen over (de functie van) de kunst

De een ziet kunst als anarchie [1], een ander daarentegen meent dat (de) kunst constitutief is [2], een derde ziet kunst als overschot [3], en vierde weet zeker dat kunst een tegenbeweging vormt [4]. Kunst beschouwen als utopie is ook een bekend standpunt.
Als we een reeks anonymi mogen geloven, is kunst een vorm van propaganda, of zelfs een revolutie,  dan wel affirmatief. Maar het begrip domheid wordt in die context eveneens genoemd.



Denn die Kunst ist eine Tochter der Freiheit.
Friedrich von Schiller (1759-1805)
Die Kunst ist ein Teilzustand des jeweiligen Gesamtzustandes der Gesellschaft und unterliegt wie sie dem Gesetzgeber.

Arno Holz (1863-1929)


Künstler, du bist König: die Kunst ist das wahre Königreich.
Sàr Mérodack  Joséphin Péladan (1859-1918)



Die Kunst ist (. . .) keine Lehrerin und Erzieherin für das unmittelbare Handeln; der Künstler ist nie in diesem Verstande ein Erzieher und Ratgeber; die Objekte, welche die tragischen Helden erstreben, sind nicht ohne weiteres die erstrebenswerten Dinge an sich.
Friedrich Nietzsche (1844-1900)


Bei uns ist die echte Kunst revolutionär, weil sie nur im Gegensatz zur gültigen Allgemeinheit existiert.
Richard Wagner (1813-1883)


Weens kunsthistoricus Joseph
Strzygowski.

Die Kunst ist fast immer harmlos und wohltätig, sie will nichts anderes sein als Illusion.
Sigmund Freud (1856-1939)


Seine Freunde zu befriedigen ist noch lange keine Kunst: sie fängt erst an, wo man die Gleichgültigen aus ihrer Ruhe aufschreckt.
Hans von Marées (1837-1887)


Die künstlich geschaffenen Gesellschaftskörper bedürfen der Gesetze, um sich an der Macht zu halten, und sie bedürfen der Kunst als Machtmitel, um sich anschaulich durchsetzen zu können. Die Kunst uinterliegt diesem Zwange, ist dem Willen der Machthaber preisgegeben. Der Künstler muß die nötige Schmiegsamkeit besitzen, um sich desen Forderungen zu fügen.
Joseph Strzygowski (1862-1941)
__________
[1] Heinrich Böll (1917-1985)
[2] Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832)
[3] Kurt Tucholsky (1890-1935)
[4] Friedrich Nietzsche (1844-1900)
__________
Meer wijze, dan wel minder wijze, woorden over Kunst, maar dan met betrekking tot wetenschap, zijn te vinden in een bijdrage van 2 april 2011, op onze Duitstalige zustersite Kulturtempel (2).