zondag 27 november 2011

Guido Gezelle: Vlaamsche spreuken uit de Duikalmanak

Ieder stuivertje brengt zijn gierigheid mede.


De lange weg maakt den moeden knecht.


Het vat geeft uit wat het in heeft.


Geen armer dier dan een hond zonder vlooien.


Het is beter een valsch herbergier
drinkt zelf zijn oneerlijk bier.


't Is gelijk van waar het komt, als 't betaald is.


De nagel heeft het zo kwaad als het gat.


Als de muize in den meelzak is,
meent ze dat ze zelf de meulenare is.


Duivelsbrood groeit in eenen nacht.


Men scheert geen ei, waarom?
't Er groeit geen haarken op.
Foto van Guido Gezelle, op basis van een
veel oudere fotografie uit de 19de eeuw.


Rijkmans ziekte en ammans gebraad
loopen gauw op straat.



Alle dingen hebben twee handhaven,
uitgenomeneen pastoroshond en een koekepanne;
de een heeft er die en de andere maar één.


Hoveerdig ras der menschelingen,
wie zal in u 't bekennen dwingen,
dat al hetgeen gij zijt in schijn,
toch niets en is als kleene zijn.



Leven is maar leed en lijden,

of het nog zoo zalig waar',
Somtijds met een uur verblijden
somtijds met geen één voorwaar.



Het herte lacht niet iederen keer dat de mond lacht.


__________
Meer bijdragen op enkele van onze zustersites, in verband met het feit dat deze grootheid der Vlaamse dichters, in de tweede helft van de negentiende eeuw, op 27 november, in het jaar 1899 is overleden.
Zie: Artikel van heden op Tempel der Letteren. Tevens verwijzen we naar een andere zustersite, die van het fin de siècle, omdat ook daarop vandaag een bijdrage is opgenomen over deze dichter. En op onze zustersite Tempel der Dichtkunst hebben we heden drie van de vele Kleengedichtjes van Gezelle opgenomen.

Geen opmerkingen: