zondag 27 juli 2008

Landziekte — Een diagnose van het fenomeen Heimwee — op eigen waarnemingen uit 1830 door Hendrik Conscience

Uitstekende diagnose
Een auteur, over wie veelvuldig — en zeer terecht — wordt beweerd "Hij leerde zijn volk lezen", moet in staat geweest zijn niet alleen onderhoudend, boeiend en beeldend te schrijven, maar tevens in heel specifieke gevallen eveneens exact de vinger op de wonde plek hebben kunnen leggen.
Afgelopen week vond ik een relatief recent boek over Heimwee. Dat was als oorspronkelijke verzameling van de veelzijdige emotie die naar voren komt in Een anatomie van het verlangen naar elders — zoals de ondertitel van de bewuste bundel luidt — en die bestaande teksten van 22 auteurs als één geheel biedt en in 2004 door uitgeverij Balans als zodanig was gepubliceerd. Het boek is echter in de ramsj beland en binnen dat kader nog weer tot de, bij de Ramsjkoning der Boekaniers, laagst denkbare prijs van zegge en schrijve één euro verlaagd. In die bundel kwam ik een tekst tegen uit 1858 van de Vlaamse volksschrijver bij uitstek, Hendrik Conscience (1812-1883), verschenen in diens boek De omwenteling van 1830: herinneringen uit mijne eerste jeugd.
* * * * *
Terwijl myne kameraden zich buiten de kazerne vermaekten en den avond in vreugde doorbragten, hield ik my dus bezig met myn eigen hart te verknagen en my de gemoedskracht te ontnemen, die er noodig was om niet onder het verdriet te bezwyken..... Ik leed aan de schrikkelyke en meest altyd doodelyke kwael, die men landziekte of heimwee noemt.....
Het heimwee is eene zonderlinge en geheimzinnige ziekte der hersens. Zy vindt hare meeste slagtoffers onder de jonge soldaten; eenigen ook onder de scholieren die, verre van het ouderlyk huis, met dwang in eene kostschool worden opgevoed; of onder jonge kloosterlingen, of onder jonge gevangenen: in één woord, onder zulke menschen die te vroeg van de geboorteplek zyn weggerukt, en nog iets van de teêrgevoelogheid hunner kindschheid hebben behouden.
Wanneer een soldaat de landziekte krygen zal, bekomt zyn gelaet eene bleeke kleur van eenen eigendommelyken toon; zyne ogen worden weifelend en bewegen langzaem; het hoofd neigt hem op de borst. Hy schynt altyd in diepe mymering verzonken; en spreekt men hem hard toe, hy
schiet met verrassing uit zynen droom, als iemand die ontwaekt. Niets kan hem vermaeken; zyn lach, indien hy nog bekwaem is om hem te veinzen, is bitter en droef als eene klagt. Hy vlucht zyne vrienden en is liefst alleen; wanneer zyne gezellen de kazerne verlaten, om uit wandelen te gaen, blyft hy in de kamer; als zy te huis zyn, verbergt hy zich in den eenen of anderen hoek der kazerne om, ongezien, met het hoofd op de borst in vryheid te kunnen droomen.
Altyd mymert hy van dezelfde dingen; zyne oogen zien het vaderlyk huis en de vlakte of de bergen waer zyne wiege stond. Hy spreekt tot zyne afwezige moeder; hy noemt de namen der vrienden zyner kindschheid; hy ziet en hoort alles wat hem te huis dierbaer was. In dezen engen kring beweegt zich zyne ziele; en, of hy onder de wapens zy of niet, wat hy doe of verrigte, er is geene plaets voor andere gedachten meer in zyn hoofd.
Door deze eendenkery vervallen zyne hersens welhaest in eene durende verlamming, die voor gevolg heeft dat het lichaem de noodige zenuwzappen niet meer toegezonden worden.
Allengs begint de maeg van den heimzieken soldaet voedsel te weigeren; hy vermagert spoedig, laet zyne leden kragteloos hangen en beweegt zich met eene opmerkelijke traegheid. Onderwyl geschiedt er in zyn binnenste iets vervaerlyks: zyne longen verdroogen, verengen; en baren, in de verholenheid zyner borst, die ronde verhardingen welke een doodvonnis zyn.... Hy begint te kuchen en te hoesten..... Men schryft hem een briefje om naer het hospitael te gaen; zyne kameraden zien hem met treurigen oogslag achterna, terwyl hy de kazerne uitsukkelt..... Zy weten wel dat hy niet wederkeeren zal....!
Er zyn zoo vele jonge soldaten, welke dien weg ingaen! En het zyn de begaefdste zielen, de gevoeligste harten; want een ruw jongeling of een kerel met stoffelijke neigingen krygt het heimwee niet.


Geen opmerkingen: